Heren (en dames) van Cralingen

 

Hugo, Ogier en Gillis

In Kralingen maakten de heren van Cralingen de dienst uit. Zij bouwden Slot Honingen. Het kasteel was strategisch gelegen op een hoge plek in de laatste grote bocht van de rivier. Bovendien was daar een wiel, een diepe waterplas, uitgesleten door de vele overstromingen. Hierdoor had het kasteel een natuurlijke slotgracht.

Al voor 1300 was er een ambachtsheer van Cralingen. Hij bezat een aantal rechten en privileges: het jachtrecht en het visrecht en het recht om tol te heffen. Bovendien kon hij recht spreken bij kleine vergrijpen. Hugo van Cralingen was naar alle waarschijnlijkheid de stichter van het slot Honingen, maar er zijn ook bronnen die Ogier (of Odgier) als eerste bewoner noemen. Het slot was een stevig bouwwerk met vier torens rond een binnenplaats. Het was te bereiken vanaf de Oudedijk via een lange oprijlaan: de Hoflaan. Het grote kasteel werd omringd door prachtige visrijke vijvers, die vanuit de Maas van vers water werden voorzien. Vanuit dit bolwerk bestuurde de familie Van Cralingen het ambacht met vaste hand. Zij verpachtten het land en zorgden voor het onderhoud van wegen en dijk. Hun voornamen waren afwisselend Hugo, Ogier en Gillis tegen. Maar vanaf eind 14de eeuw waren het regelmatig dochters die het ambacht erfden. Daardoor ging het eigendom over naar andere families. Bijvoorbeeld toen dochter, Gilia, in 1388 met Dirk van der Lecke trouwde. En twee generaties later was het weer raak. De oudste zoon Adriaan overleed al vroeg en ongetrouwd en dus gingen de rechten over op Adriaans zus, weer een Gilia, en dus naar de familie van haar man Floris van Kijfhoek.

 

Floris en Gilia

Floris en Gilia herbouwden Slot Honingen tot het grootste en mooiste kasteel van heel Schieland. Het besloeg een vierkant van circa 30 meter breed. Aan de noordkant verhieven zich zware achtkante torens met sierlijke spitsen en de westzijde werd beschermd door een zware ronde toren met een achtkantige overstek. Het slot werd omringd door een brede gracht met een houten ophaalbrug, die naar de hoofdingang aan de noordzijde leidde. Aan de westzijde stond een stenen poorthuis, met een valbrug richting de Hoflaan.

In dit slot groeide hun enige dochter op, Alijd van Kijfhoek, geboren in 1470 en één van de rijkste erfdochters uit de streek. Geen wonder dat vooraanstaande families in de rij stonden. Het meest gehaaid was Jan van Assendelft, vijftig jaar oud, die zich verloofde met Alijd, die toen net zes jaar oud was. Hieruit blijkt wel hoe wanhopig de adellijke families bezig waren om door slimme huwelijken hun bezit te vergroten. De Van Assendelfts hadden echter pech toen Jan al in 1480 overleed. Alijd was nog maar tien jaar oud en in feite al weduwe. Daarom werd snel een nieuw contract gesloten, nu met Jans jongere broer Nicolaes, veertig jaar ouder dan Alijd. In 1485 vond de bruiloft plaats en zo gingen de rechten op Cralingen over op de familie Assendelft. Nicolaes en Alijd kregen zeven kinderen, waarvan de oudste op jonge leeftijd overleed. Hun tweede zoon heette Gerrit.

 

 

Gerrit van Assendelft.

Die tweede zoon, Gerrit, erfde de heerlijkheid Cralingen. Hij had een stormachtige jeugd. Zijn ouders wilden hem een goede opvoeding geven en lieten hem studeren in Orléans. In die Franse stad werd hij echter verliefd op een meisje, Catharina de Chasseur, de dochter van een herbergier. Zij werd zwanger van hem en Gerrit trouwde haar, al dan niet gedwongen door haar vader. Direct na het huwelijk vluchtte hij terug naar Nederland in de hoop dat hij zo zijn lot kon ontlopen. Maar Catharina reisde hem achterna met zoon Nicolaas, en eiste dat Gerrit aan zijn huwelijksplicht zou voldoen. Na jaren van procederen kwam het tot een schikking. Catharina moest haar rechten op de erfenis opgeven, maar kreeg daarvoor in de plaats een groot huis

in Den Haag met personeel en een flink jaargeld. Dat was blijkbaar niet voldoende want zij ging, met hulp van een kapelaan,vals geld vervaardigen en in omloop brengen. Het tweetal werd betrapt en gearresteerd. De kapelaan werd onthoofd en Catharina veroordeeld tot de brandstapel. Op aandringen van Gerrit werd het vonnis veranderd in dood door verdrinking, wat in die dagen humaner werd geacht.

Gerrit zorgde er ook voor dat zijn zoon Nicolaas een priesteropleiding ging volgen. Op die manier wilde hij zijn eigen zoon onterven en het familiebezit in handen laten komen van Jan van Assendelft, zijn neefje, de zoon van zijn jongere broer Dirk. Zo zou hij zijn grote jeugdzonde, trouwen met Catharina de Chausser, goedmaken. Met die vredige gedachte stierf Gerrit van Assendelft in 1558.

 

Nicolaas en Johan van Assendelft

Maar het liep anders. Weliswaar gingen de bezittingen van Gerrit over naar Jan van Assendelft, maar Nicolaas legde zich er niet bij neer. Hij was inmiddels tot priester gewijd en opgeklommen tot pastoor van de St. Laurenskerk te Rotterdam, maar direct na de dood van zijn vader verliet hij die parochie en hij wist de paus van Rome en de koning van Spanje ervan te overtuigen dat hij onder druk van zijn vader geestelijke was geworden. Hij kreeg gedaan dat de wijding ongeldig werd verklaard. Om dat te onderstrepen trouwde hij met Wilhelmina van Haeften, Vrouwe van Nyveld. Door zijn goede contacten kreeg hij zijn rechtmatige eigendom terug en werd hij heer van Cralingen op Slot Honingen. Daar was hij regelmatig te vinden, hoewel hij ook nog een ander kasteen bezat, Assumburg in Noord Holland, plus nog een prachtig huis in Den Haag.

Maar niet voor lang. De macht van de koning van Spanje ebde weg en daarmee verloor Nicolaas zijn positie en hij vluchtte naar het buitenland. In 1570 overleed hij.

Al die tijd was Jan van Assendelft blijven azen op de heerlijkheid Cralingen. Hij trouwde met Margaretha van Rossum, dochter van de Heer van Zoelen. Dat alleen al maakte hem tot een vermogend en machtig man en lid van de Admiraliteit op de Maeze. In 1578 werd Jan alsnog in ere hersteld als rechtmatig heer van Cralingen en liep het toch af zoals de oude Gerrit van Assendelft het ooit had uitgestippeld.